Een brede vraag om mee te starten: hoe gaat het nu met Sectie-C?
Jur: "Eigenlijk gaat het supergoed met Sectie-C! Binnen het ecosysteem ontstaan steeds meer vette samenwerkingen. Jonge en gevestigde makers weten elkaar te vinden, waardoor veel nieuwe kansen ontstaan. We merken ook dat bedrijven in de regio vaker gebruikmaken van de ontwerpkracht op Sectie-C. Daar komen mooie samenwerkingen uit voort die de stad nog slimmer, mooier of duurzamer maken. We hebben sinds een tijdje een cultureel programma. Evenementen en exposities trekken nieuwe mensen naar het terrein, wat ook voor nieuwe impulsen zorgt. Sectie-C wordt steeds meer echt onderdeel van de buurt en de stad."
Mats: "Tegelijkertijd is het een spannende periode. Sectie-C is in 2019 verkocht. Vastgoedontwikkelaar Focus Real Estate heeft plannen Sectie-C te herontwikkelen, maar we weten niet precies wat deze gebiedsontwikkeling voor ons en het terrein gaat betekenen. Onze angst is dat het terrein straks bestaat uit woningen met her en der wat werkruimtes waar de creativiteit en maakkracht sterk aan banden wordt gelegd om overlast voor bewoners te beperken."
‘‘Als we als stad niet in design en maakkracht investeren, dan verliezen we een deel van onze identiteit.’’
Het spreekt voor zich dat zo’n scenario alles behalve optimaal is voor de ondernemers op Sectie-C, maar raakt het ook de stad als geheel?
Jur: "Eindhoven positioneert zich als de stad van TDK, Technologie, Design en Kennis. Die D is essentieel voor de toekomst van de stad, maar geen vanzelfsprekendheid. Veel ontwerpers vertrekken bijvoorbeeld al naar de Randstad of naar andere steden waar ze vaak makkelijker betaalbare werkruimte én opdrachten kunnen vinden. Zowel gevestigde namen als jong talent. Op Sectie-C zitten bijna 300 ondernemers. Daar vind je niet zo gauw een nieuwe plek voor. Als we als stad niet in design en maakkracht investeren, dan verliezen we een deel van onze identiteit."
Mats: "Aan de ene kant zien we dat er in de stad steeds meer waardering en erkenning komt voor de meerwaarde van ontwerpers, makers en creatieve broedplaatsen. Dat lees je bijvoorbeeld terug in de nieuwe designvisie van de stad, en zie je aan projecten als Eindhoven Design District, maar aan de andere kant is de positie van creatieve makers nog steeds heel onzeker, en worden er door de gemeente en projectontwikkelaars keuzes gemaakt waarbij de belangen van onze sector ondergeschikt zijn. Bijvoorbeeld de oplossing om makers een plekje te geven in de plint – de begane grond – van nieuwbouw in de hele stad. De intentie daarvan is goed, maar in de praktijk is het geen echte oplossing."
Op zich klinkt het logisch om ontwerpers en makers meer te verweven met de stad door ruimte voor hen te maken in nieuwbouw in het centrum. Wat zijn volgens jullie de nadelen van dit idee?
Mats: "Het is goed als er meer ruimte komt voor creatieve makers, maar de kracht van fysiek bij elkaar in de buurt zitten, moet je niet onderschatten. Toen ik nog in mijn eentje antikraak zat, kon ik leveren wat ik in mijn eentje kon maken. Op Sectie-C heeft een opdrachtgever door de korte lijntjes en snelheid de talenten van heel Sectie-C tot zijn beschikking. De een kan ontwerpen, iemand anders kan weer lassen, programmeren, fotograferen, noem maar op. Daardoor kan ik nu leveren wat wij als ecosysteem kunnen maken. Op plekken als de High Tech Campus zitten verschillende bedrijven bij elkaar omdat dat goed werkt. Het is heel krom om voor de creatieve sector een andersombeweging te maken en makers over de hele stad te verspreiden. Je raakt de magie van plekken als Sectie-C kwijt."
‘‘Broedplaatsen waar jong talent zich kan ontplooiien zijn zo waardevol voor een stad die design hoog in het vaandel heeft staan.’’
Jur: "En het is een beetje een vies woord, maar door makers uit elkaar te halen, verlies je ook een hoop kruisbestuiving. Op Sectie-C vind je zowel nieuwe makers als gevestigde namen. Als een gevestigde naam een opdracht krijgt, dan betrekken ze daar vaak jong talent bij. Diegene kan dan leren, connecties opbouwen en de huur betalen. Daarmee is de kans dat jong talent blijft plakken ook veel groter. Broedplaatsen waar zij zich kunnen ontplooien zijn zo waardevol voor een stad die design hoog in het vaandel heeft staan. Dat bereik je nooit met een werkplaats onderin een nieuwbouwflat. Daar komt nog bij dat een werkruimte in een plint maar voor een beperkt aantal makers geschikt is."
Wat voor makers kunnen wel in een plint terecht, en welke juist niet?
Jur: "Een grafisch designer of fotograaf kan prima een kantoortje in een plint betrekken. Bureau, laptop, klaar. Maar iemand die interieurs bouwt, heeft op zo’n plek niets te zoeken. Je bovenburen worden gek als je de hele dag in de weer bent met zware machines. Daar komt bij dat veel makers kubieke meters nodig hebben. Kom maar eens een kijkje nemen in Hal G, Oost-C of de studio van Nacho Carbonell. Die krijg je niet in een plint gepropt. En dan hebben we het nog niet eens over vervoer gehad. Hier op Sectie-C komen bijvoorbeeld regelmatig vrachtwagens enorme stalen balken aanvoeren. Dat kan niet in een autoluwe binnenstad."
Mats: "Plus, een plint is vaak een zichtlocatie. Daarom zitten juist daar koffietentjes en hippe winkeltjes. Je zit er in een soort aquarium. De meeste makers willen niet hele dag bekeken worden. In hun ateliers kunnen ze experimenteren, rommel maken, vloeken. We willen niet altijd dat er mensen langskomen en vragen “Wat ben jij eigenlijk aan het doen?” Dat is leuk tijdens een open dag, als je opgeruimd hebt. Maar de hele tijd op je vingers gekeken worden, vindt niemand fijn. En voor mensen die langslopen voegt het ook weinig toe dat een grafisch ontwerper in de plint zit. Daarmee zorg je niet voor meer verbondenheid tussen de creatieve sector en de stad. Mensen vinden creativiteit leuk als iets gebeurt. Iets geks, iets onverwachts. Dat is op Sectie-C wel zo. Hier is altijd wel iets te zien en te ontdekken."
Als er straks woningen op Sectie-C komen te staan, krijg je ook een spanningsveld tussen de ondernemer en de bewoners. Hoe zien jullie dat?
Jur: ‘Het is supertof als er woningen op Sectie-C komen, laten we dat vooropstellen, maar ik ben wel bang dat straks de creatieve ruimte bij de woningen komt, in plaats van andersom. Dat ze het terrein platgooien, woningen bouwen en pas later naar atelierruimtes kijken. Met die aanpak krijg je ook een moeizamere verstandhouding tussen bewoners en ondernemers.’
Mats: ‘Wij willen het liefste dat er eerst werkruimtes gebouwd worden, en dan pas huizen. Dan is het wonen bij creativiteit. Dat is heel vernieuwend. Als woonhuizen eerst komen, dan hebben bewoners vaak meer rechten dan de makers. Natuurlijk moet je altijd zoeken naar een goede balans, zodat het een fijne plek is voor iedereen. Maar als je op een broedplaats gaat wonen, dan kijk je waarschijnlijk anders aan tegen wat creatieve bedrijvigheid dan wanneer er ineens een werkruimte naast jouw huis gebouwd wordt.’
‘‘Als je niet uitkijkt, dan verander je met woningen de essentie van een plek.’’
En wat betekent het voor Sectie-C, als woningen de grootste prioriteit krijgen?
Jur: "We zijn het er allemaal over eens dat een flat in de Genneper Parken niet kan, omdat je dan iets moois aantast. Maar een flatgebouw midden op Strijp-S, het NRE-terrein of Sectie-C vinden we allemaal oké, want dat is zo’n toffe plek om te wonen. Maar als je daar niet heel goed over nadenkt, dan verander je met al die woningen de essentie van een plek, waardoor hij ook minder tof wordt."
Mats: "Dat zie je al op Strijp-S. Dat was vroeger een broedplaats met veel creatieve ondernemers. Een plek waar vette evenementen gehouden werden en heel veel ruimte was voor experiment. Tegenwoordig is alles veel meer aan banden gelegd om overlast te beperken. Het is nog steeds een leuke plek, maar het is wel meer dertien-in-een-dozijn geworden, en de speelruimte is veel kleiner."
‘‘Mensen denken vaak dat we subsidie nodig hebben en ons handje ophouden. Dat is niet zo. We zijn allemaal ondernemers.’’
Wat vinden jullie dat de stad beter kan doen om broedplaatsen te steunen en te zorgen dat hun unieke kracht niet verloren gaat?
Mats: "Ik weet dat je vraagt wat ze wel kunnen doen, maar ik wil beginnen met wat ze niet hoeven te doen. Het gaat niet om geld. Mensen denken vaak dat we subsidie nodig hebben en ons handje ophouden. Dat is niet zo. We zijn allemaal ondernemers. De meeste mensen op Sectie-C boeren goed en hebben werk over de hele wereld staan. Het belangrijkste is dat de gemeente en ontwikkelaars inzien dat zij niet met de oplossing hoeven te komen. Dat is juist iets waar wij als ontwerpers en creatievelingen mee kunnen komen."
Jur: "De broedplaatsen en creatieve ondernemers in de stad hebben zoveel kennis over de sector. We zijn al verenigd en overleggen regelmatig. Dus: vertrouw op onze expertise en vraag ons nog vaker om mee te denken over plannen, liefst in een veel eerdere fase. Wij zitten nu ook regelmatig met Focus en de gemeente om tafel om mee te denken over de toekomst van Sectie-C, en we merken dat zij onze input enorm waardevol vinden. Naast vertrouwen is ook erkenning heel belangrijk. Creatieve ruimte verdwijnt vaak als eerste van tafel in nieuwe projecten, want creativiteit heeft vaak geen vast rendement, dat is spannend."
‘‘We moeten erkennen dat niet alles bakken met geld hoeft op te leveren. Of beter nog: dat bijzondere dingen ook wat mogen kosten.’’
Hoe zien jullie dat voor je, erkenning voor creatieve broedplaatsen?
Mats: "Iedereen is er nu van overtuigd dat groen belangrijk is voor de leefbaarheid van een stad. Dat zie je ook terug in de plannen van de gemeente. We krijgen een stadsbos, riviertjes worden weer omhoog gehaald, betonnen pleinen veranderen in fijne parkjes. Het kost geld en moeite, maar de stad wordt er zoveel beter van. Zo moeten we ook kijken naar creativiteit. Hoe mooi zou het zijn als er in een stedenbouwkundige visie staat dat er een bepaald percentage van de ruimte vrijgehouden moet worden voor creatieve makers? Nu is daarvoor geen doel gedefinieerd, en als de budgetten dan opraken, wat ze bijna altijd doen, dan wordt cultuur en creativiteit geschrapt. Dat is overal zo, kijk maar naar de landelijke overheid. We moeten erkennen dat niet alles bakken met geld hoeft op te leveren. Of beter nog: dat bijzondere dingen ook wat mogen kosten."
In een ideale wereld, hoe ziet Sectie-C er dan over 10 jaar uit? En wat betekent dat voor Eindhoven?
Jur: "Een levendige plek met een ecosysteem waarin je fijn kan maken, ondernemen én wonen. Waar ruimte is voor experiment, voor fouten maken en daarvan leren. En vooral ook een plek die van iedereen is. Hoe mooi zou het zijn als we écht samenleven, in de breedste zin van het woord? Dat iedereen iets toe kan voegen en we samen Sectie-C steeds verder vormgeven."
Mats: "Ik zou het ook tof vinden als mensen die hier wonen ook het publiek zijn van het programma hier. Dat zij ambassadeur worden van Sectie-C, net als de makers nu zijn. En ook dat bewoners meedenken over nieuwe evenementen en initiatieven. Je hoeft niet beroepsmatig creatief te zijn om een vet idee te hebben. En door de denk- en maakkracht hier, kunnen we de gekste dingen realiseren. Ik sluit me verder aan bij Jur. Mijn droom voor Sectie-C is dat er nog meer ruimte komt om tot bijzondere dingen te komen. Zowel fysieke ruimte als speelruimte, zodat we als plek onze meerwaarde voor de stad nog beter in kunnen zetten."